Jan Hus was niet bang. Zeshonderd jaar geleden woonde er een dappere, goede man in Bohemen. Een man die niet bang was. Hij stierf, omdat hij wilde dat iedereen de Bijbel zou lezen en van Jezus, de Heiland, zou houden. De kerk, waar hij bij hoorde, vertelde de mensen maar kleine stukjes uit de Bijbel. In die tijd waren er weinig boeken en de meeste mensen hadden zelf geen Bijbel. Zij wisten niet veel van Jezus. Ja, Hus stierf omdat hij zo veel van Jezus hield en van alle verhalen in de Bijbel en omdat hij niet op wilde houden er over te preken. Daarom werd Jan Hus tenslotte door de leiders van de kerk levend verbrand, maar hij was niet bang. Jan Hus werd geboren in een dorpje in Bohemen, een gebied dat je kunt vinden op de landkaart van Tsjechië. Hij ging graag vissen in de kleine riviertjes van zijn geboorteland.

Toen hij ouder werd, jaagde hij op wolven, die op de schapen loerden, om ze op te eten. Hij werkte hard en verdiende een klein beetje geld met koeien hoeden en hout hakken voor de buren. Maar hij wilde veel liever gaan studeren om te kunnen preken voor de mensen. De vraag was hoe hij aan geld kon komen voor zijn studie. Hij was een arme jongen en verdiende niet veel. Jan Hus had een mooie stem. Als hij buiten bij de koeien en schapen was, zong hij altijd. Daarom werd hij gevraagd om in het kerkkoor te zingen. Telkens als hij zong, kreeg hij wat geld. Zo verdiende hij genoeg om zijn lessen te kunnen betalen. Nadat hij veel jaren gestudeerd had, was hij eindelijk priester geworden, en mocht hij voor de mensen preken. De mensen luisterde heel graag naar hem, en daarom werd hij gevraagd in de grootste kerk van zijn land te preken, in de Bethlehemkapel in de hoofdstad Praag. Drieduizend mensen konden er in die kerk. Buiten stonden er mensen die probeerden of ze niet iets konden horen door de ramen en deuren. Waarom kwamen er zoveel mensen? Omdat Hus ze alles vertelde, wat er in de Bijbel stond. De meeste mensen hadden geen Bijbel, en ze luisterden heel aandachtig naar de preken van Hus, want dat was dé kans voor hen om veel te leren. Hij vertelde hun, hoeveel Jezus van de mensen houdt, en hoe gelukkig de mens is die van Jezus houdt. Langzamerhand kwamen er steeds meer mensen, die over Jezus wilden horen en Hem wilden volgen. Ze kwamen Jan Hus vragen hoe ze moesten leven. Maar dat vonden de andere priesters van de kerk in die tijd niet goed. Ze waren bang

dat de mensen alleen nog maar naar Hus wilden luisteren, en niet meer naar hun. Ze wilden dat Hus zijn mond zou houden, want met zijn uitleg van de Bijbel waren zij het niet eens. Toen kreeg Jan Hus bericht dat hij naar de stad Konstanz moest komen. Daar werd een vergadering gehouden van alle leiders van de kerk in die tijd. Dat waren de bisschoppen en de paus van Rome. Zo’n vergadering heet een concilie. Konstanz ligt in het zuiden van Duitsland, aan een groot meer. Hus wist heel goed dat het gevaarlijk was voor hem, om er heen te gaan. Maar hij was niet bang. Hij wilde juist graag voor al die belangrijke bisschoppen vertellen hoe hij dacht over de Bijbel en de kerk, en hij wilde uitleggen dat alle mensen moesten leven op de manier die Jezus geleerd heeft. Toen Hus in Konstanz was aangekomen, na een lange reis door Tsjechië en Duitsland, werd hij gevangen genomen, op bevel van de bisschoppen, en met zware ijzeren kettingen geboeid. Hij werd opgesloten in een klein kamertje in een toren vlakbij dat grote meer. Er was maar één raampje, maar dat zat zo hoog dat Hus niet naar buiten kon kijken. Het kamertje was erg vochtig, en Jan Hus werd ziek en kreeg hoge koorts. Maanden lang bracht Hus door in dat benauwde kamertje aan het meer. Maar hij was niet bang om te sterven, hij was alleen bang om niet de waarheid over God te vertellen. Eindelijk werd hij uit zijn cel gehaald om verhoord te worden. Maar de leiders van de kerk luisterden niet echt naar wat hij wilde zeggen. Ze noemden hem een leugenaar. Ze zeiden dat hij nooit meer preken mocht. Hij moest zeggen, dat hij alles wat hij gepreekt had, gelogen had. Maar dat kon en wilde hij niet. Hij zei alleen: O Here Jezus, Zoon van God, wees mij genadig. Toen werden de bisschoppen heel boos op hem, en zeiden, dat hij dan maar voor straf verbrand moest worden. Op een mooie zomerdag, 600 jaar geleden, werd Jan Hus levend verbrand. Maar zijn ziel konden zij niet verbranden en ook niet de woorden die hij gesproken had, woorden van liefde voor alle mensen. Hij wilde liever verbrand worden dan één woordje te liegen over Jezus of over de Bijbel. In de kerk in Konstanz, waar hij verhoord werd, is een koperen ster in de vloer gemaakt op de plaats waar Hus gestaan heeft. En de mensen in Bohemen waren trots op Jan Hus, die niet bang was geweest maar zijn leven gegeven had voor zijn geloof. Nog steeds noemen zij zijn naam en danken God voor zijn voorbeeld, ook na 600 jaar!

 

verhaal voor kinderen over Jan Hus, download: